Vrijdagmiddag 1 juli bevestigde minister Donner van Binnenlandse Zaken wat
donderdag al was uitgelekt: de overdrachtsbelasting voor koopwoningen gaat
gedurende 12 maanden omlaag, van zes naar twee procent. De maatregel gaat
met terugwerkende kracht in per 15 juni. De datum
van de overdracht is bepalend voor wie wel of niet van de lagere heffing
profiteert.
Het kabinet bevestigde ook dat er vanaf 2012 een bankenbelasting komt die in
eerste instantie 300 miljoen euro moet opleveren. De eerste incidentele
opbrengst wordt gebruikt voor de dekking van de lagere overdachtsbelasting.
Onder meer persbureau anp
meldde dat de kosten van de lagere overdrachtsbelasting, te weten 1,2
miljard euro, gedekt worden door een combinatie van maatregelen. Die zouden,
naast de bankenbelasting van 300 miljoen euro, bestaan uit het vervroegd
afschaffen van de fiscaal gunstige spaarloonregeling (500 miljoen euro),
aanpak van misbruik van de vennootschapsbelasting (350 miljoen euro) en
enkele kleinere maatregelen.
Donner denkt dat de tijdelijke verlaging van de verhuisboete een "boost"
geeft aan de huizenmarkt. Maar de kans is groot dat het effect, zeker voor
de iets langere termijn, nihil is.
Wat doen banken?
Om te beginnen helpt de beoogde financiering van de lagere
overdrachtsbelasting niet om huizenkopers vertrouwen te geven. Die zullen
immers willen zien wat banken doen om de ‘bankenbelasting’ op te vangen.
Schroeven ze de hypotheekrente een beetje op, geven ze lagere spaarrentes,
gaan de kosten van betaalpakketten omhoog?
Hierbij komen nog de nieuwe afspraken over het beperken van tophypotheken, de
aflossingsvrije hypotheekvorm en de impliciete
aanscherping van de inkomenstoets voor hypotheekleningen door
toezichthouder AFM.
De stengere eisen voor tophypotheken worden dit najaar van kracht en daarmee
lijkt één ding zeker: verlaging van de overdrachtsbelasting gedurende twaalf
maanden is volstrekt onvoldoende om echt beweging te krijgen in de
huizenmarkt.
Geen hervorming
Het armetierige karakter van de tijdelijke verlaging van de
overdrachtsbelasting is een direct gevolg van eerdere politieke keuzes van
het kabinet Rutte. Een integrale aanpak van de woon- en huurmarkt, zoals
bepleit in talloze studies, is taboe verklaard.
Dat wil zeggen: CDA, VVD en gedoogpartner PVV zijn tegen een lange-termijnplan
voor de beperking van de hypotheekrente-aftrek, waarmee je iets doet aan de
verstoorde verhouding tussen kopen (met fiscale subsidie) en huren (zonder
subsidie) op de vrije markt en tegelijk een rem zet op overkreditering;
daarnaast is er geen ruimte voor extra huurverhogingen en een serieuze
aanpak van scheefwonen in de socale huursector, waarmee je de kwaliteit en
diversiteit van de huurmarkt kunt beïnvloeden; en een permanente afschaffing
van de overdrachtsbelasting is blijkbaar ook een brug te ver.
Dat is jammer, want binnen een integrale hervorming van de woningmarkt valt de
afschaffing van de overdrachtsbelasting, die in totaal zo'n 3,5 miljard per
jaar oplevert, zonder al te veel problemen te financieren.
Keuze voor onzekerheid
Opvallend is dat zelfs de banken beginnen te beseffen dat voortmodderen met
verstorende subsidies op de koop-en huurmarkt op de langere termijn niet
gezond is.
Rabobank suggereerde enkele weken geleden, dat banken kunnen afspreken alleen
nog hypotheken te verstrekken waarop meteen wordt afgelost. Huiseigenaren
zouden dan bijvoorbeeld geen spaarhypotheken meer kunnen afsluiten, die
optimaal gebruik maken van de hypotheekrenteaftrek. Indirect gaf Rabobank
hiermee een voorzet om alvast ruimte te maken voor beperking van de
rente-aftrek.
Weinig verrassend schoot
premier Mark Rutte het Raboplan onmiddellijk af.
Met het nieuwe lapmiddel voor de overdrachtsbelasting laat Rutte zien dat het
kabinet lak heeft aan een langetermijnvisie
op de woningmarkt. Die keuze betekent dat de discussie over de
huizenmarkt blijft voortslepen en daarmee de onzekerheid bij kopers,
verkopers en huurders.
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl